Augustinus bezocht in het jaar 391 de stad Hippo en werd tijdens een viering naar voren geduwd en ter plekke tot priester gewijd. In deze stad werkte eveneens de manicheese priester Fortunatus. In Carthago was Augustinus jarenlang zelf betrokken geweest bij de Manicheeërs. Dit was een Bijbel kritische groep volgelingen van Mani. Zij maken onderscheid tussen de kosmologie op macro niveau en de antropologie op microniveau. Daarnaast huldigden ze dualistische opvattingen over de oorzaken van goed en kwaad in de wereld. Volgens hen was het kwaad in de wereld niet het gevolg van de zondeval, maar is er sprake van twee eeuwige kosmische machten; het rijk van het licht en het rijk van de duisternis. In het nu voor ons liggende boek staan de verslagen van de debatten die Augustinus, Fortunatus en Felix voerden. Centraal daarbij staat het debat over de oorsprong van het kwaad. Daarbij komt ook de rol van de vrije wil aan de orde. Volgens Fortunatus zondigen wij tegen onze wil, ja; wij worden ertoe gedwongen door een tegenwerkende, ons vijandige natuur’. Om hiervan verlost te worden hebben we kennis (gnosis) nodig en moeten we goede werken doen om verdienste te verkrijgen om ons met God te kunnen verzoenen. Augustinus beroept zich op Paulus die zegt dat geldzucht de wortel is van al het kwaad. En dat wij alleen ‘door de genade van God bevrijd kunnen worden van de wet van de zonde en de dood’.
Heel boeiend om de debatten die toen zijn gevoerd en opgetekend door een secretaris op de voet te kunnen volgen. De inleiding door Hans van Reisen, waar ook veel geciteerd wordt uit de Retractationes is heel verhelderend om de setting van de debatten, die twee dagen in beslag namen te begrijpen.
N.a.v. Debatten over God en wereld. Tegen de manicheeërs Fortunatus en Felix. Aurelius Augustinus. Vertaald en toegelicht door Roald Dijkstra en Vincent Hunink. Uitgeverij Damon, € 19,90, 2017. Recensie door Pieter de Boer