Haidt geeft in zijn boek een groot aantal voorbeelden waarom de huidige jeugd zich angstiger voelt dan pakweg 30 jaar geleden. Volgens hem heeft de smartphone hier een groot aandeel in. Vooral zijn analyse dat de fysieke buitenwereld steeds ‘veiliger’ is geworden en de digitale wereld steeds ‘onveiliger’ is duidelijk te zien in onze omgeving. Waar kunnen jongeren nog op straat kattekwaad uithalen, zonder dat er meteen volwassen zich mee bemoeien. Ook zijn de speeltuinen die er zijn, zo veilig geworden, dat het bijna niet meer mogelijk is om je hoofd te stoten of uit de draaimolen te vliegen. Los daarvan zitten de jongeren bijna de hele dag, hetzij achter een beeldscherm of -schermpje. Maar ook school moeten ze het grootste deel van de dag zitten. Dat begint al op de kleuterschool.
Als veiligheidskundige merk ik het ook in fabrieken en op bouwplaatsen. We kunnen of beter gezegd we willen bijna niet meer omgaan met onveilige situaties. Alles moet veilig: ‘we werken veilig of we werken niet’. In de praktijk is dat trouwens vaak ‘we werken veilig of we werken ’s nachts’, want dan zijn de veiligheidskundigen er niet. Maar waarom leren we de mensen niet omgaan met fysieke risico’s? Er lijden veel meer mensen onder psychische onveiligheid. Daar is veel minder aandacht voor.
Nog los van alle kritiek die door ‘deskundigen’ op het boek wordt gegeven is het goed voor ons als ouders om ons te bezinnen op media gebruik. Welk voorbeeld geven we zelf. Hoeveel tijd per dag besteden we digitaal en hoeveel hebben we contact met mensen die zich met ons in dezelfde ruimte bevinden? Zelf gebruik ik op zondag geen digitale middelen – gewoon een dag rust. Het is een verademing, ik kan het iedereen aanraden!