In mei kregen we via de media een groot aantal leerpunten voorgeschoteld; vooral op het gebied van veiligheid.
De Delftse creatievelingen met kleuren en vormen vergaten dat hun eigen gebouw niet voldeed aan basale ontwerpregels. Natuurlijk is het leuk een hoog gebouw neer te zetten en er vervolgens een grote vijver om heen te graven, maar dat heeft zo z’n schaduwkanten. Tijdens de bouw en het onderhoud moeten bouwvakkers halsbrekende toeren uithalen. Bij brand, hebben we kunnen zien, is er voldoende water voorhanden, maar de brandweer kan daar niet zoveel mee als ze niet bij de brandhaard kan komen. Uiteraard stelde de Arbeidsinspectie geen onderzoek in, er zijn geen doden gevallen en het gebouw stond er al een tijdje. Toch is dit juist een mooie gelegenheid om het Convenant Gevelonderhoud aan te vullen met constructieve en brandweereisen en deze vervolgens tot wet te verheffen.
De TU-studenten, en de docenten niet te vergeten, konden nu met eigen ogen zien hoe brand om zich heen grijpt en een gebouw instort. Hopelijk vindt dit z’n weerslag bij de nieuwe generatie architecten. Laat hun motto zijn: ‘constructie voor esthetica’, of moeten we daarvoor in Eindhoven zijn?
Wat we blijkbaar nog steeds niet hebben geleerd, is dat je bij brand het risico loopt in één klap alles kwijt te raken. We hebben daar al meer voorbeelden gezien in het verleden, Nieuwland in Lelystad, schilderijen in Amersfoort en een legermuseum. Dus graag geen specialistische musea meer, maar laten we oude voorname spullen dus zoveel mogelijk verspreiden over het hele land. Bijkomend voordeel is dat je in elk stadje een ‘oude meester’ kunt bewonderen. Laatste leerpuntje: een stel oude ‘leerstoelen’, voor een deel gekocht op de rommelmarkt, kan voor veel commotie zorgen.