Wat is de relevantie van de reformatorisch wijsgerige traditie voor nu? In welke zin is de reformatorische wijsbegeerte belangrijk geweest voor mensen persoonlijk? Wat hebben we te vertellen aan een nieuwe generatie? Hoe geven we de reformatorisch wijsgerige traditie door? Om hier een antwoord op te kunnen geven, moet je de filosoof als mens leren kennen. Daarom heet deze artikelenreeks Mijn filosofie. Dimtaal in gesprek met Dick Stafleu.
Verschillende mensen geven aan dat de reformatorische wijsbegeerte ‘bevrijdend’ heeft gewerkt. Was dat bij u ook het geval?
‘Niet zozeer. Ik heb het niet als een bevrijding gezien. Ik heb het wel als ondersteunend ervaren. Het gaf mij inzicht in de werkelijkheid. En dat is volgens mij ook het doel van de filosofie: inzicht geven in de totaliteit van de werkelijkheid. De vakwetenschappen houden zich bezig met een bepaald gebied van de werkelijkheid. De filosofie is breder. Zij geeft aan hoe het vakgebied past in het grotere geheel. Als docent van een vakgebied zie ik de wijsbegeerte dan ook ondersteunend. In die zin heb ik er veel aan gehad. Ik ben nogal encyclopedisch ingesteld. Je kunt dat nieuwsgierig noemen. Ik wil graag weten hoe de dingen in elkaar zitten.’
‘Het feit dat ik de christelijke wijsbegeerte niet als een bevrijding heb gezien, komt denk ik doordat ik niet zo antithetisch ben ingesteld. Ik zoek graag naar positieve dingen in andere theorieën en filosofieën en ga daar niet direct tegenin. Niet dat je dan geen kritiek meer hebt, integendeel. Maar je bent toch liever meer in discussie met mensen, dan antithetisch tégen mensen. Dus, ik probeer te leren van anderen. Ik denk dat dat ook moet, hoor. De wijsbegeerte van de wetsidee is leuk. Maar het is een klein clubje en we kunnen niet alles zelf verzinnen. Dus wij móeten ons ook wel mengen in het gesprek met anderen. Bovendien worden er nog steeds nieuwe dingen ontdekt in de vakwetenschappen waar je wat mee moet. De psychologie en de biologie staan nog maar aan het begin van hun ontwikkeling. De afgelopen vijftig jaar is er meer veranderd dan ooit. Mijn laatste boek ‘Een wereld vol relaties’ had vijftig jaar geleden niet eens geschreven kunnen zijn. Een hoop dingen uit het boek waren toen nog niet eens ontdekt.’
‘De wijsbegeerte van de wetsidee geeft me wel houvast en biedt me zicht op samenhang in de werkelijkheid. Als je kijkt naar de ontwikkelingen van de afgelopen dertig jaar: vervoer, communicatie, vrije tijd en ruimte. Het aanbod is overweldigend. Ik ben zo in Parijs, ik mail met iemand aan de andere kant van de wereld. Het gevolg is een overdaad aan mogelijkheden. Maar, de mensen van nu kunnen daar heel gemakkelijk mee omgaan. Vroeger wilde je van alles wat je gebruikte weten hoe het werkt. Als je een auto kocht, moest je hem kunnen repareren als er wat mee was. Nu is dat niet meer zo. Als het maar werkt, en je ermee om kunt gaan. Mensen van nu zien de grote lijnen en zijn veel minder onder de indruk van de details. Hoe een televisie – en de afstandsbediening – werkt, maakt niet zoveel uit. Maar, dankzij de televisie heb je een zicht op de wereld zoals dat vroeger niet bestond. Het werk voor de filosofie wordt wel steeds moeilijker. Veel filosofen trekken zich daarom terug op een klein eilandje. Maar filosofen moeten juist van dat eilandje af en er steeds harder voor werken om bij te kunnen blijven, relevant te blijven en inzicht te bieden in de totale werkelijkheid.’
Ziet u dat als een persoonlijke missie? U bent namelijk behoorlijk productief. U heeft in de Verantwoording-reeks de meeste boeken op uw naam staan. Drie en een hoofdstuk, om precies te zijn.
‘Missie vind ik wel een erg zwaar woord. Ik praat meer over roeping, maar dan nog in algemene zin. Ik denk dat iedereen namelijk een roeping heeft. Wel heb ik het idee dat dit een bepaalde klus is die ik moet doen. Tot vier jaar geleden was filosofie mijn hobby. Sinds ik met de VUT ben, houd ik me er fulltime mee bezig. In mijn studententijd ben ik gegrepen door Dooyeweerds filosofie. Dooyeweerd zei altijd: ‘het is nog niet af. Het moet verder uitgewerkt worden.’ Op een bepaald moment heb ik besloten om Dooyeweerds filosofie inderdaad verder uit te werken. Ik zie het als mijn roeping. Door de tijd heen ben ik wel veranderd. Mijn ambitie is om Dooyeweerd verder uit te werken, maar ook óm te werken, zodat het geschikt is voor dit moment. Je kunt over Dooyeweerd zeggen wat je wilt, maar hij was natuurlijk een kind van zijn tijd. Dooyeweerd was een man van de 30-er jaren, de tijd van het neo-Kantianisme. Dat is nu niet meer zo bekend. Het is één van de redenen dat zijn boeken zo lastig te lezen zijn, omdat men zich nu niet meer zo bezig houdt met de problemen die toen speelden. Dat betekent dat je continu moet vernieuwen om het gedachtegoed relevant te houden voor dit moment. Eigenlijk moet dat eens per 10 jaar, want de ontwikkelingen gaan steeds sneller. We moeten Dooyeweerd niet herkauwen. Nee, zijn filosofie is een onderzoeksprogramma. Zo zie ik dat.’
‘Het idee van een onderzoeksprogramma heb ik van Lakatos geleerd. Lakatos was Jood, Hongaar en communist. Hij werkte, zoals je dat in het communisme natuurlijk veel had, op de afdeling planning van het ministerie van onderwijs. Na de Hongaarse opstand (1956) vluchtte hij naar Engeland. Hij had daar contacten met Popper en Feyerabend. Dat moet een broeinest van intellect geweest zijn. In Londen introduceerde hij het begrip onderzoeksprogramma. Een onderzoeksprogramma heeft een aantal kenmerken. Je kunt namelijk niet plannen wat er úit komt, maar je moet wel weten wat je wilt onderzoeken. Daarnaast moet je je vooronderstellingen expliciet maken en er aan vasthouden tijdens je onderzoek. Niet voortdurend ter discussie stellen dus. Een ander kenmerk van het onderzoeksprogramma is dat het nooit klaar is, tenzij het doodloopt. Als het niet doodloopt, gaat het altijd door. Dat is natuurlijk eigen aan de wetenschap. Het gaat altijd door. De rekenkunde is een van de oudste wetenschappen. Weet je dat er nog dagelijks dingen ontdekt worden in de rekenkunde? Laat staan de natuurkunde en de biologie. Een laatste kenmerk is dat een groep zich committeert aan het programma. Het is een gezamenlijk gebeuren. Helaas is dat binnen onze vereniging niet haalbaar, dus zie ik het als een persoonlijk onderzoeksprogramma. De natuurwetenschappen ontplooien zich steeds sneller. Boeken van 30 jaar terug zijn vaak onbruikbaar. Dat komt doordat er veel meer geëxperimenteerd en daardoor steeds meer ontdekt wordt. Een proefschrift is vaak al verouderd als het uitgegeven wordt’
Loopt de filosofie dan achter op de vakwetenschappen?
‘Ja, ze loopt altijd wel een beetje achter. Filosofie is ondersteunend, volgend, begrijpend. Het inzicht in de werkelijkheid verandert continu en breidt steeds uit. De filosofie loopt in ieder geval niet voor en een filosoof is geen profeet. Zodra je je wel zo gedraagt, ga je onderuit. Daar zijn interessante voorbeelden van. Hegel bijvoorbeeld, kon op filosofische gronden bewijzen dat er zeven planeten zouden zijn. Binnen een paar jaar werd de achtste ontdekt. Dooyeweerd was in zekere zin wel een profeet. Als je een profeet beschouwt als iemand met visie en die iets nieuws weet te verkondigen. Maar vaak heeft de filosofie een remmende invloed gehad op de vakwetenschappen. Die stelling zou ik wel historisch kunnen onderbouwen. Een voorbeeld is de omgang met de evolutietheorie. Praat liever niet over het woord ‘evolutie’; maar ga in op de evolutietheorieën in de vakwetenschappen. Ik heb onlangs een boek besproken waarin dat laatste inderdaad niet gebeurde. De schrijver ging amper in op wat de evolutietheorie voor de bioloog betekent. Dan maak je volgens mij een kardinale fout. Want, biologen houden zich niet bezig met het begrip evolutie, maar met theorieën over evolutie. En als je dat doet, mag je best kritiek hebben op die theorieën. Echter, als je alleen maar kritiek levert op het begrip evolutie, dan kiest de bioloog gewoon een ander woord.’
Welk boek is voor u een klassieker geweest?
‘Ja, dat zijn er verschillende. Ik noem Dooyeweerds ‘A new critique of theoretical thought’. Maar ook Poppers ‘The logic of scientific discovery’ Wat me bij Popper aanspreekt is zijn ‘kritisch realisme’. Kritisch, in de zin van: met een wetenschappelijke theorie heb je nooit het laatste woord. Realisme, in de zin dat je uitspraken over de wereld doet die beogen waar te zijn. Ik sprak net over Lakatos. Zijn proefschrift (Proofs and refutations) is zeer interessant. Dat is echt een tip. Mekkes sprak me als schrijver in mindere mate aan, maar in mijn studententijd boeide hij mij als spreker zeer.’
Wat is volgens u de boodschap van de reformatorische wijsbegeerte voor deze tijd?
‘De mogelijkheid om zicht te krijgen op de samenhang in de werkelijkheid. De werkelijkheid moet je dan wel zien als de geschapen werkelijkheid. Een van de belangrijkste onderdelen van de filosofie van Dooyeweerd is dat de werkelijkheid wetmatig is. Alles is geschapen onder de wet. Het onderscheid tussen wetszijde en subjectszijde is de belangrijkste boodschap van de christelijke wijsbegeerte voor nu. Een bijkomend onderscheid is dat tussen natuurwetten en normen. Natuurwetten gelden hoe dan ook. Normen krijgen vorm en worden toegepast in het menselijk handelen, in vrijheid en verantwoordelijkheid. Het idee ‘wet’ is een gift van het christendom aan de wereld. Het is ontstaan in de tijd van de Reformatie. Tot kort voor het jaar 1600 kom je het woord natuurwet niet tegen, daarna gebruikt ‘iedereen’ het. Met dit idee konden ook niet-christenen aan de gang. En dat is ook gebeurd.’
‘Een tweede belangrijke boodschap is dat de christelijke wijsbegeerte recht doet aan de veelzijdigheid van de werkelijkheid. Het is niet monistisch of dualistisch. Nee, het is een veelzijdige theorie die niet alles onder één of twee noemers wil vatten. Omdat het een veelzijdige theorie is, is ze ook kwetsbaar en ingewikkeld. De wijsbegeerte van de wetsidee is ongeveer net zo complex als de quantummechanica. Maar goed, dat moet dan maar. Het is zeker geen filosofie voor iedereen. Het blijft een beetje esoterisch’.
Dooyeweerd heeft als stelling: ‘de zin is het zijn van al het creatuurlijk zijnde’. In uw nieuwste boek ‘Een wereld vol relaties’ noemt u dat anders. Meer in de richting van: ‘zin is het zijn van al het relationeel zijnde’. Hoe hangen die twee stellingen samen?
‘Het is maar net wat je onder ‘zin’ verstaat. Onder ‘zin’ versta ik ‘richting’. Elk zijnde is volstrekt afhankelijk van en verwijst naar de Schepper. Mijn stelling is hoogstens een aanvulling op die van Dooyeweerd, niet een vervanging. Want dingen verwijzen niet alleen naar de Schepper, maar ook naar elkaar. De ‘zin’ van iets is dus ook z’n samenhang met andere dingen. ‘Zin’ is geen essentie, maar een richting.’
Welke kant moet het verder op met de vereniging?
‘De Vereniging voor Reformatorische Wijsbegeerte is de meest bloeiende vereniging op het gebied van filosofie die ik ken. Toch heb ik geen idee hoe het verder moet met de vereniging. Het is ook mijn taak niet om dat te weten.’
‘Wat ik wel als mijn taak zie, is het tijdschrift Philosophia Reformata te moderniseren en het tot een internationaal tijdschrift te maken. De ‘philosophy of the cosmonomic idea’ heeft een kosmische pretentie. Met hoofdzakelijk Nederlandse artikelen kom je dan niet zo ver. Door van Philosophia Reformata een volledig Engelstalig internationaal tijdschrift te maken, krijg je ook meer buitenlandse abonnees en daarmee ook meer buitenlands aanbod van artikelen. Dat zal Philosophia Reformata en ook de vereniging ten goede komen. Het zal ook de kwaliteit van de artikelen bevorderen. Mijn stelling is: als je als Nederlander je boodschap niet in het Engels kunt vertalen is het onzin. Door je eigen artikelen of boeken in het Engels te vertalen, word je automatisch gedwongen om helder te zijn.’
‘Wat betreft de toekomst. De uitvoering van een onderzoeksprogramma vereist een onderzoeksinstituut. Daarvoor hebben we als vereniging en stichting onvoldoende middelen. De Vrije Universiteit had eigenlijk een instituut moeten oprichten specifiek op het gebied van de christelijke wijsbegeerte in de geest van Dooyeweerd. Zo’n instituut zou, juist voor de VU, van strategische waarde geweest kunnen zijn. Je kiest daarmee positie. In plaats van een aantal gebieden waar je als universiteit redelijk tot goed in bent, heb je dan in ieder geval één center of excellence waarmee je over de hele wereld uniek bent. Het versterkt en onderstreept je identiteit als universiteit. Bovendien wekt het waardering. Bij de Universiteit van Amsterdam hebben ze wel iets soortgelijks gedaan. In de wijsbegeerte van de wiskunde heb je een stroming, het intuïtionisme van L.E.J.Brouwer, dat in het vakgebied maar weinig aanhang heeft. Toch heeft de UvA er een apart instituut voor opgericht – het is er nog steeds – en dit leidt tot veel waardering vanuit het vakgebied.’
Hoe komt het dat de Vereniging voor Reformatorische Wijsbegeerte zo’n bloeiende vereniging is?
‘De vereniging bestaat voor een aanzienlijk deel uit niet-filosofen. Blijkbaar is de christelijke wijsbegeerte ook boeiend voor de vakwetenschappen en de praktijk van leven en werken. En daar voel ik me wel bij.’
Dit interview is gehouden door Pieter de Boer & Jeroen Geelhoed