Arno van Doorn heeft het Bijbelboek Job in een romanvorm gegoten. Hierdoor gaat het verhaal nog meer leven en komen de vragen die de vrienden van Job stellen in een helder licht te staan. De auteur situeert het leven van Job in de tijd van koning Nebukadnezar van Babel. Daarmee komen ook de drie vrienden van Daniël (die overigens zelf niet ter sprake komt, terwijl hij een hoge functie had aan het hof) die in de vurige oven werden gegooid in het verhaal naar voren. Ook laat hij Job een bezoek brengen aan de Joden die treuren aan de rivieren van Babylon. In de roman komen vele thema’s aan de orde, niet alleen het lijden van de onschuldige, maar ook de rol van macht, rijkdom en armoede, respect voor de medemens en kinderoffers. Door de dialogen worden de verschillende visies hierop op een natuurlijke manier besproken. De auteur schildert Job af als een soort voorloper van Jezus. Heel indringend is het stuk over de overeenkomst tussen standbeelden en denkbeelden. Ook al aanbidden we geen standbeelden, daarom kan ons beeld van God (titel van het boek) zeer onjuist zijn en ons zicht op wie God echt is vertroebelen. Mooi en tijdloos is het stuk over het treffen van goede voorbereidingen als je op reis gaat. Je kunt beter ‘meer voorbereidingskosten maken, dan een hele karavaan verliezen’. Taalkundig is het boek ook prettig om te lezen, grappig de opmerking over ‘lekkere doorloop kamelen’. Intens is het stuk over armoede. Mensen in armoede zijn niet alleen arm, maar meestal ook hun goede reputatie kwijtgeraakt: armer dan arm. De rode draad door het boek is dat God rechtvaardig is en opkomt voor de armen, weduwen en wezen die onrecht wordt aangedaan. Een boek om in een adem uit te lezen.