Het licht is aangenaam en het doet de ogen goed om de zon te zien.

Vandaag vervolgen we met onze serie over het Bijbelboek Prediker, een boek vol levenswijsheid voor onderweg.

Vandaag op 7 januari vieren wereldwijd zo’n 220 miljoen orthodoxe christenen het kerstfeest. Voor ons ligt dat alweer enkele weken achter de rug. Wij leven in het kerkelijk jaar alweer toe naar Pasen.

Zoals gezegd gaan we vandaag verder met het lezen van Prediker, vandaag hoofdstuk 11: met als kernthema “Het licht is aangenaam en het doet de ogen goed om de zon te zien.”. Bij ‘het licht’ denken wij als christenen aan Jezus die de ‘Zonne der Gerechtigheid’ wordt genoemd en aan ons is verschenen. Maar ik denk ook aan al onze blinde medemensen. Voor hen is het licht van de zon, behalve de warme stralen, niet waarneembaar. Weet je trouwens dat de helft van de 50.000 blinden in Nederland (ja dat is net zoveel als er mensen in Houten wonen) geen werk heeft. Het meeste werk is ingericht voor zienden. Terwijl er met een klein beetje hulp en aanpassingen veel mogelijk is. Denk bijvoorbeeld maar aan de nieuwe burgemeester van Leiderdorp. Voor blinden zijn niet alleen deze maar vele Bijbelteksten moeilijk voor te stellen. Het is net als de zienden die zich niets voor kunnen stellen bij de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Naast allerlei adviezen over hoe je in het leven om moet gaan met je tijd (zaaien en maaien) varieert Salomo in dit hoofdstuk op zijn eerdere geuite gevoelens en zegt ‘De toekomst is niets dan leegte’. En hij geeft het dringende advies aan de jeugd om te genieten van de mooie dingen, want voor je het weet is het voorbij. Ik denk dat velen van ons dat kunnen beamen. Wel geeft hij aan dat je acties aan het oordeel van God zullen worden onderworpen.

Verder lezen we vandaag de 139e Psalm. Het begin lijkt op wat de dichter van Psalm 1 schreef, over ons lopen, zitten en staan. Maar nu niet in relatie tot het omgaan met de goddelozen maar dat God ons kent. En niet alleen zoals we nu zijn, de dichter spreekt er over dat Hij ons al kent vanaf ons vormloze begin. Door onze moderne technieken kunnen we nu bevestigen dat in wat vormeloos lijkt alles van ons bestaan al aanwezig is, de kleur van onze ogen, onze bloedgroep, ja alles is vastgelegd in onze genen. Ook wij kunnen met hem uitroepen ‘Ik loof U om het ontzaglijke wonder van mijn bestaan, wonderbaarlijk is wat U gemaakt hebt. Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel’.

In het gedeelte uit het Johannes Evangelie komt Nicodemus bij Jezus met de vraag of mensen weer in de moederschoot kunnen gaan om opnieuw geboren te worden. Jezus geeft aan dat dat inderdaad niet letterlijk hoeft te gebeuren, maar wel dat je opnieuw geboren moet worden uit water en Geest. Na deze uitleg begrijpt Nicodemus het nog steeds niet, waarop Jezus verzucht ‘ben jij nu een leraar voor de Israëlieten?’ En dan vraagt Jezus zich af dat als de mensen aardse dingen die ze met hun ogen zien al niet kunnen geloven, hoe kunnen ze dan geloven over wat Hij vertelt over de hemelse dingen die nog geen mens heeft kunnen zien? Daarvoor zijn we ziende blind, het zal dus aankomen op niet zien, maar geloven.

Overdenking uitgesproken tijdens de Vesperdienst in de Opstandingskerk te Houten op zondag 7 januari 2024.