Houd de sanseferia hoog – George Orwell

Orwell (pseudoniem van Eric A. Blair – 1903 – 1950) is bij de meeste mensen bekend van zijn roman ‘1984’. Daarnaast heeft hij vele andere boeken geschreven, waarvan een aantal in het Nederlands zijn vertaald. Het boek ‘houd de sanseferia hoog’ heeft qua thematiek een combinatie van diverse andere boeken; ‘Arme mensen’ (Dostojewski), ‘Opstanding’ (Tolstoi) en ‘Walging’ (Sartre, dat toen nog niet geschreven was).

Het boek begint met een variant op I Korintiërs 13, waarbij het woord ‘liefde’ is vervangen door ‘geld’. Daarmee krijgt het opeens een heel andere lading en geeft het voor velen in onze tijd aan wat voor hen het belangrijkste is in het leven. De hoofdpersoon, Gordon Comstock, voert een experiment uit; hij probeert om te leven zonder geld. Dat lukt niet helemaal, hij heeft toch geld nodig voor eten en de huur van zijn kamer, maar hij komt aardig in de buurt. Hij verarmt en vereenzaamt – uiteindelijk walgt hij van zijn leven.

Lenen

Een bijzonder interessante passage gaat geld lenen van vrienden. Op een dag ‘leende’ hij twee pond. “Zijn hart kromp ineen toen hij het aanpakte. Hij leefde van Ravelston – teerde op Ravelston’s zak. Hoe kon er nu ooit nog echte vriendschap tussen hen zijn?” En even verderop. “Er waren voortdurend spanningen tussen hen. Dat is altijd het geval wanneer iemand afhankelijk wordt van een ander. Hoe fijngevoelig het ook gecamoufleerd mag worden, liefdadigheid blijft gruwelijk; er heerst altijd een zekere onbehaaglijkheid,… etc.” Hier verwoord Orwell heel duidelijk het gevoel waar veel arme mensen onder gebukt gaan. Vele jaren geleden was ik op bezoek bij de gaarkeuken van Dorcas in Zjeleznodorozjny (een buitenwijk van Moskou). Daarbij hadden ze een tweedehands kledingwinkel. De mensen mochten om de week 7 dagen komen eten. Van het geld dat ze uitspaarden konden ze de andere weken eten. Tevens mochten ze elke maand twee kledingstukken kopen, tegen een zeer laag bedrag. Ik vroeg waarom ze de kleding niet gewoon gratis gaven. De mensen in Nederland hebben de kleding gratis gegeven aan Dorcas. Adri van Geffen (de directeur) legde uit waarom:

  • De kleding moet van Nederland naar Rusland worden vervoerd, dat komt omgerekend neer op ca. 5 gulden per zak. Bij gratis geven wek je de indruk dat het niets heeft gekost (en niets waard is);
  • Mensen leren om te sparen, zodat ze niet geheel afhankelijk worden van hulp;
  • Het belangrijkste argument was om de mensen hun gevoel van eigenwaarde laten behouden. Het is namelijk heel anders als iemand tegen ze zegt ‘wat een leuke jurk heb je’, dat gezegd kan worden ‘die heb ik vorige week gekocht’, dan dat ze moeten vertellen ‘die heb ik van Dorcas gekregen’. Daarbij maakt het niet uit voor welk bedrag de kleding is gekocht.

Bij vriendschap dient er sprake te zijn van evenwichtigheid. Daarbij hoeft geld niet per se het enige te zijn wat je aan elkaar geeft. De ander kan tijd of creativiteit teruggeven. Zolang beide beseffen dat alles wat ze (aan elkaar) geven ze zelf ook hebben ontvangen (Augustinus).

Aan het eind van het boek maakt de hoofdpersoon een soort van bekering door. Hij kiest voor zijn gezin, maar hoe dat gaat, daar komen we verder niets van te weten.

Al met al een boeiend boek, dat in de vergetelheid is geraakt.