De wijze kent tijd en gelegenheid

Dit keer gaan we verder met het lezen van Prediker 8: met als kernthema ‘Wie het gebod in acht neemt, ondervindt geen kwaad. Het hart van de wijze kent tijd en gelegenheid.’

In dit hoofdstuk spreekt koning Salomo over het regeerambt van een vorst. Hij heeft gezag ofwel zeggenschap over zijn volk. Deze macht heeft hij ontvangen van God. Zoals verwoord in onze wetten die beginnen met: “Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:” en dan volgt de omschrijving van de wet waar wij ons als burgers aan dienen te houden. En als we ons daaraan houden ondervinden we geen kwaad zegt Prediker. Net als de 10 geboden zijn de wetten bedoeld als spelregels, ze fungeren als hekken rondom ons bestaan. Daarbinnen is het goed en veilig. Die wetten geven ons ook bestaans- en rechtszekerheid. We weten wat we van de overheid en van onze medemensen kunnen verwachten. Helaas zien we in vele landen in de wereld waar de overheid en de wetten niet meer worden erkend de samenleving desintegreert.

Paulus spreekt in Romeinen 13 eveneens over het gezag van de overheid als ‘Gods dienares’. En dat we moeten geven aan allen wat we hen verschuldigd zijn. Paulus gaat hierbij in het voetspoor van Jezus. In het evangelie lezen we over de aan Jezus gestelde vraag ‘moet je de keizer belasting betalen?’ Daarbij geeft Jezus het majesteitelijke antwoord ‘geef aan de keizer wat van de keizer is en geef aan God wat van God is.’

Vervolgens vat Prediker in hoofdstuk 8 samen wat hij in hoofdstuk 3 uitgebreid heeft besproken, namelijk dat voor alles een bepaalde tijd is. Een tijd van oorlog en een tijd van vrede, een tijd om stenen te verzamelen en een tijd om stenen weg te gooien. Hier schrijft hij dat het hart van de wijze kennis heeft van wanneer het de bepaalde tijd is en wanneer de juiste gelegenheid zich voordoet.

Net als Asaf in Psalm 73 gaat Salomo in op de voorspoed van de dwazen en goddelozen in vergelijking met het zwoegen van de oprechten. Hij geeft aan dat het leven inderdaad een raadsel is, en dat wij niet in staat zijn om overal de zin van te ontdekken. Dat doet me denken aan het nog steeds bijzonder lezenswaardige boek van Prof. J.H. Bavinck ‘Het raadsel van ons leven’. Met het intrigerende hoofdstuk over het schaakspel. Hij schrijft: “Ieder die een schaakspel gespeeld heeft tegen iemand, die het spel veel beter machtig was dan hijzelf, kent wel de eigenaardige ervaring dat men zich voelt als een gebondene. Elke zet, die je doet, past in het plan van je tegenpartij. Je zet een pion vooruit, je neemt zijn raadsheer, je droomt een ogenblik van overwinning. Later merk je dat je tegenpartij dat juist zo gewild heeft, elke zet van jou past in zijn plan. Hij heeft al vijf, zes zetten vooruit gedacht, hij heeft reeds elke mogelijkheid overwogen, hij heeft je hele spel in handen. Na verloop van tijd, als het spel volop in gang is, wordt het je duidelijk, dat je niet anders kunt doen, dan wat hij wil dat je doet. Je spel is van tevoren door hem gedacht en je kunt alleen zijn wil volbrengen. Elke zet van jou, zal straks meewerken, om zijn overwinning nog groter te maken.” Hierbij kun je de spelregels van het schaken zien als wetten waar we ons aan moeten houden.

Aan het eind van Prediker 8 breekt Salomo een lans voor blijdschap, hij zegt zelfs dat er niets beter is te doen op aarde dan te eten, drinken en zich te verblijden, je zou bijna denken Carpe Diem – pluk de dag. Maar dat is te kort door de bocht. Het genieten mogen we ontvangen, zoals hij beschrijft als de beloning van al ons zwoegen tijdens de dagen die God ons geeft om te leven onder de zon.

Overdenking uitgesproken tijdens de Vesperdienst in de Opstandingskerk te Houten op zondag 3 september 2023.