In deze twee boekjes komt Augustinus visie op de dood en vooral de rituelen die daar bij horen aan de orde. Het is boeiend dat hij aangeeft dat het verzorgen en begraven van het lichaam een overledene niet iets is waar die iets van merkt. Het gaat om het respect dat wij daarmee betonen en is een blijk van Gods voorzienigheid. Het doel is dat ons geloof in de opstanding verder wordt opgebouwd. Augustinus komt me interessante vragen. Uitvoerig gaat hij in op wat er gebeurt als wij dromen. Verschijnen mensen dan echt of is het engel? Hij komt er niet helemaal uit en geeft aan dat hij hier graag bepaalde heiligen over zou willen raadplegen.
Bij zijn bespreking van de geschiedenis van Annanias en Safira komt hij tot de m.i. opmerkelijke opvatting dat er hier sprake is van een verschil tussen de tijdelijke en eeuwige dood. Volgens hem zien we hier een voorbeeld van Gods grote barmhartigheid, die meteen ook een belangrijke waarschuwing voor ons inhoud.
De Epicuristen krijgen er behoorlijk van langs, ‘zij zijn geen mensen maar varkens’; want ze stellen het lichaam boven de ziel. Erger nog, ze stellen hun vertrouwen op mensen, maar Jeremia schreef: ‘vervloekt wie op een mens vertrouwt’. Hun levensmotto is ‘laten we eten en drinken, want morgen sterven we’. Augustinus komt met een tegenovergesteld advies: ‘laten we vasten, bidden en geven, want morgen sterven we’. En als je vasten moeilijk vindt, zorg er dan in elk geval voor dat je bidt en geeft.
Augustinus kent een grote waarde toe aan het verstand in zijn betoog over het huilen. Hij stelt het is beter om goed bij je hoofd te zijn en te huilen, dan zwakzinnig en te lachen. Op een boeiende wijze weet Augustinus zijn lezers te boeien.
N.a.v. Wijsheid van leerlingen & Wat kunnen wij voor de doden doen?, door Aurelius Augustinus, 100 & 80 blz. prijs € 14,90 & € 11,90. Damon, Budel, 2007. Recensie door Pieter de Boer