Muziek is soms zo meeslepend, dat ze ons in vervoering brengt. Het is een taal die moeilijk met woorden is te vatten.Door muziek kunnen we boven onszelf uitstijgen. We raken betoverd. Hoe kan dit gebeuren? Over deze en andere vragen willen we nadenken in het themanummer over de verhouding tussen muziek en filosofie.
Ons woord ‘muziek’ is afgeleid van het Griekse ‘mousiké techné’ (kunst van de muzen). We kennen de Muzen uit de mythologie. Dit waren de negen godinnen van de muziek. Een drietal godinnen wil ik met name noemen: Polyhymnia van de religieuze muziek, Euterpe van de fluitmuziek en Terpsichore van de dans. In de oudheid werd een grote rol toebedeeld aan het gunstig stemmen van de Muzen. We zien dit bijvoorbeeld in het gedicht Theogonia van Hesiodus. Deze dichter leefde tussen 750 en 650 voor Christus. De eerste 115 verzen van zijn gedicht wijdt hij aan het aanroepen van de Muzen. Meer filosofisch over muziek werd nagedacht door Pythagoras (van de stelling). Pythagoras beschreef de muziek als harmonieleer. Hij ontdekte dat er vaste verhoudingen bestaan tussen snaarlengten en de tonen. Als een snaar wordt verkort, wordt de voortgebrachte toon hoger. Bij Plato zien we de dat hij de muziektheorie belangrijk vindt, maar zijn waardering voor de uitoefening van muziek zien we afnemen. Vooral in de Politeia spreekt hij negatief over muzikanten. De Nederlandse componist H. Andriessen heeft hier met een muziekstuk op gereageerd.
In de Middeleeuwen zien we dat Italiaanse componisten met de opera, de Griekse tragedie in ere willen herstellen. De eerste geslaagde opera’s zien we bij Peri en Monteverdi. Vaak zijn opera’s gewijd aan filosofische of mythische verhalen. Een interessant voorbeeld hiervan is ‘Der geduldige Socrates’, een komische opera van G.P. Telemann. De dialogen van Plato heeft hij in aria’s, duetten en trio’s gegoten. Zo kan ik nog vele voorbeelden geven, maar dat voert te ver.
Wel vind ik het interessant om iets te zeggen over het muziekschrift. Bij muziekschrift zijn tonen geabstraheerd tot zwarte stippen op een lijnenbalk. Het schrift wordt internationaal gebruikt en is eeuwenlang vrijwel onveranderd gebleven. Maar dit laatste sluit niet uit dat er vele discussies worden gevoerd over de interpretatie van muziekstukken uit het heden en verleden.
Het muziekgerne waar ik zelf bijzonder door geraakt wordt zijn requia. Een requiem is een mis geschreven voor een overledene en wordt genoemd naar het eerst gezongen woord: ‘Requiem aeternam dona eis, Domine (geef hun de eeuwige rust, Heer). De Latijnse tekst voor de liturgie is een vast gegeven. De componist bedenkt de melodieën. Bekende requia zijn geschreven door Brahms en Mozart. Dit zijn ingetogen muziekstukken vergeleken met het requiem van Verdi. Hij geeft het overweldigende verdriet van de rouwenden veel dramatischer weer.
Een modern requiem is in 1997 gecomponeerd door Zbigniew Preisner. Hij schreef dit werk ter nagedachtenis aan zijn collega en vriend Krzysztof Kieslowski. De muziek die hij gebruikte was in eerste instantie bedoeld voor een concert waarin het ‘verhaal van het leven’ zou worden verteld. De premiére voor dit concert was gepland in Athene op de Acropolis. Het was de bedoeling dat Kieslowski over de hele wereld de concerten zou leiden, maar hij stierf in 1996. In ‘Requiem for my friend’ geeft Preisner een nieuwe impuls aan het traditionele requiem. Het vernieuwende aan zijn stuk is, dat naast de Latijnse teksten het Lux Aeterna in het Pools wordt gezongen en een tweede deel volgt met als titel ‘leven’. Dit tweede deel gaat over het begin van de mens, vervolgens wordt in het Grieks gezongen dat alles een bestemde tijd heeft (naar aanleiding van Prediker 3), dan volgt een aantal citaten over de komst van het Koninkrijk van God (gedeelten uit Openbaringen). Ten slotte eindigt hij met het navolgende gebed:
‘Heer, help ons
Om onze krachten te verzamelen in moeilijke tijden
Zodat wij verder kunnen leven
Gelovend in de zinvolheid van de komende dagen
Wees zo goed om ons die hoop te geven
Wees zo goed.’
Voor mij heeft de componist, door de toevoeging van het tweede deel, een enorme verrijking gegeven aan het traditionele requiem. Het stuk eindigt niet meer met de bede om rust voor de overledene, maar ziet verder en bidt om hoop voor de toekomst.