Illustratie, 1968: de paradox van het succes

1968: de paradox van het succes

Bij de Engelse rockband Pink Floyd denk je eerder aan de Flower Power, de hippie-cultuur en de Summer of Love (zomer 1967) dan aan de studentenprotesten van mei 1968. Toch gaat het in grote lijnen om dezelfde tijd en dezelfde historische omslag. Waar de studentenrevolte zich vooral tegen de politieke en sociaaleconomische situatie keerde, ging het bij de hippiebeweging veel meer om een tegencultuur en de propaganda voor een nieuwe, vrije, informele levensstijl.

Hoewel het woord revolutie voor de jaren zestig niet van toepassing is, gaat het sociaal-cultureel gezien wel om een grote omwenteling. Er is sinds die jaren enorm veel veranderd in onze mentaliteit, in onze verhouding tot de traditie en tot het gezag, in onze onderlinge verhoudingen en die tot onze ouders en kinderen. Bovendien is onze vrijheid enorm toegenomen, zowel in het volgen van onze eigen natuur als in het kiezen van onze eigen identiteit. Anders gezegd: met de jaren zestig is een andere tijd aangebroken.

Maar wat toch vooral opvalt is hoe snel deze tegen de gevestigde orde gekeerde tegencultuur in de dominante, officiële cultuur is opgenomen. Wie dacht met een echt revolutionaire beweging te maken te hebben, moet haast wel verbaasd staan over de snelheid waarmee deze beweging ingekapseld is in de gevestigde cultuur. Wellicht zou je hier kunnen denken aan wat Herbert Marcuse, een van de intellectuelen van de Frankfurter Schule en sympathisant van de opstandige studenten, destijds ‘repressieve tolerantie’ heeft genoemd. Door niet tegen de jongerenopstand in te gaan, maar deze te incorporeren in de dominante cultuur en ideologie, maak je haar vanzelf onschadelijk. Veel van de idealen van de jaren zestig zijn moeiteloos opgenomen in de alles vermalende neoliberale non-ideologie van het laatste decennium van de twintigste eeuw. Zo bezien werden de dragers van deze beweging gedreven door nogal naïef-optimistische denkbeelden en hebben zij niet gezien hoezeer hun tegencultuur op termijn juist de gevestigde cultuur nog steviger in het zadel zou helpen. Deze stelling zou je kunnen illustreren aan de hand van de geschiedenis van een van de rockbands die zijn bekendheid juist aan deze cultuurperiode te danken heeft: Pink Floyd.

Het mensbeeld van de jaren zestig was heel positief. Mensen zouden de door hen begeerde vrijheid wel aankunnen. Vrije seks, vrij drugsgebruik  ̶  er werd geen probleem in gezien. Iedereen werd immers door dezelfde idealen van menselijkheid, sociale rechtvaardigheid en liefde gedreven. De wreedheden van de recente wereldoorlogen hadden wij voorgoed achter ons gelaten. Nu was de tijd aangebroken om af te rekenen met de beperkende tradities van het verleden. Maar hoe reëel was die verwachting?

Het is in ieder geval niet moeilijk een paar ontsporingen die sindsdien hebben plaatsgevonden te traceren. Ik denk bijvoorbeeld aan de discussie over pedofilie die in de jaren zeventig een tijdlang vrijwel parallel liep aan de discussie over homofilie. Ook tegen pedofilie werd aangekeken als een natuurlijke aanleg, waarvoor ruimte geschapen zou moeten worden. Authentieke uitingen van pedoseksualiteit werden als onschadelijk gezien. Of denk aan de wijze waarop in sommige kringen het gebruik van drogerende middelen werd aanbevolen. Met in het kielzog daarvan de eindeloos voortdurende discussie over de legalisering van drugs met alle dilemma’s die daar blijvend aan gekoppeld zijn. Ook zou je de #MeToo-discussie als een gevolg van dergelijke ontsporingen kunnen zien. Door het wegvallen van allerlei conventies rond het aangaan van seksuele betrekkingen, worden deze betrekkingen steeds kwetsbaarder voor vormen van beïnvloeding, drang en manipulatie.

Pink Floyd

De rockband Pink Floyd is in veel opzichten een typische representant van de ‘goede bedoelingen’ en ‘positieve idealen’ van de jaren zestig  en de uitwerking die deze ‘goede bedoelingen’ hebben gehad. Na allerlei wisselende formaties en onder verschillende namen vormde een viertal mensen op een gegeven moment de vaste kern van een band die zich Pink Floyd ging noemen: basgitarist Roger Waters, gitarist en zanger Roger Barrett (beter bekend als ‘Syd’), drummer Nick Mason en toetsenist Richard Wright, keurig opgevoede jongens uit de Middle Class rond Cambridge, die met elkaar bevriend raakten tijdens hun studie in het hoger onderwijs in Londen. Ze waren vrij onopvallend en niet bijster muzikaal begaafd. Ze hadden er lol in, op een nogal experimentele wijze liedjes te schrijven en te spelen.

Met hun experimentele benadering en vooral ook hun experimenten met de lichtshows bij hun concerten, kregen zij een vooraanstaande plaats in de wereld van de ‘underground’ in London en in de typisch Engelse context van de Flower Power. De psychedelische muziek van deze band wordt vaak geassocieerd met drugsgebruik dat in de kringen waarin zij verkeerden usance was. Dit imago werd nog versterkt door dat ook een van de bandleden, Syd Barrett, zelf veel drugs gebruikte wat ook zichtbaar was in zijn concentratieverlies tijdens de optredens van de band. Toen hij niet langer in staat was zijn rol in de band te vervullen, werd hij na verloop van tijd vervangen door gitarist David Gilmour. Barrett lijkt daarmee een van de eerste publiek bekende slachtoffers van het vrije gebruik van drugs.

Met deze nieuwe formatie breken de roemrijke jaren aan, vanaf het tweede album, A saucerful of secrets tot ongeveer 1983. Met het verschijnen van het achtste  album The dark side of the moon (1973) brak de band definitief door naar wereldwijd succes. Dit album wordt een conceptalbum genoemd: het bestaat niet uit losse liedjes maar vormt één samenhangend geheel. Het verbindende thema in de veelheid van onderwerpen is de schaduwzijde en de vervreemding van de actuele wereld waarin wij leven, de zinloosheid van oorlog, de idiotie van exorbitante rijkdom. Andere thema’s zijn het trieste lot van voormalig bandlid Syd Barrett en de snelheid waarmee de jeugd voorbij gaat.

Met die melancholieke boodschap lijkt dit album dus te breken met het optimisme van de jaren  zestig en een eerste reflectie te leveren op de ‘Summer of Love’ en het voor de afgelopen jaren zo tekenende optimisme. Tegelijk is het album in hoge mate maatschappijkritisch door de nogal scherpe wijze waarop de dwaasheden en vervreemding van de eigen tijd in het licht gezet worden. Wat het album bijzonder maakt, is dat het een van de allereerste megasuccessen wordt van de popmuziek. Sinds jaar en dag staat het in de top van de meest verkochte albums ter wereld. Het populaire nummer ‘Money’ over de ‘nouveau riches’ ligt mede ten grondslag aan het succes, waardoor, ironisch genoeg, de bandleden van Pink Floyd zelf tot de ‘nouveau riches’ gaan behoren. Vanaf dit moeilijk meer in kwaliteit te overtreffen album, wordt Pink Floyd een merk. Alle regels voor het kapitalisme gaan nu ook voor deze band gelden. De verdere geschiedenis van de band wordt in alle opzichten door de dilemma’s van deze nieuwe situatie geschapen, namelijk dat de geldwaarde van het merk belangrijker wordt dan de artistieke waarde van zijn producten. De ‘linkse’ idealen van de band komen steeds meer in een ‘rechts-liberaal’ vaarwater terecht. Pink Floyd wordt door haar eigen succes precies tot het tegendeel van wat de band zelf uitdraagt en uit wil dragen.

Bij het maken van volgende albums komen steeds meer ongenoegens tussen de bandleden aan het licht. Terwijl Roger Waters op fanatieke wijze blijft vasthouden aan moraliserende en maatschappijkritische boodschappen, hebben David Gilmour en Nick Mason meer oog voor de roem en de rijkdom. Het vierde lid van de band, Rick Wright als het onzichtbare muzikale genie, geniet steeds minder van de onderlinge samenwerking die hem tot dan toe kon motiveren om zijn muzikale ideeën in te brengen.

Wish you were here

Het negende album, Wish you were here (1975), is tekstueel gezien vooral het werk van Roger Waters. Het leidende thema van het langste nummer van dit album is de geestelijke toestand waarin voormalig bandlid Syd Barrett door zijn drugsgebruik is terecht gekomen: Shine on You crazy Diamond (SYD). Hoewel het album opnieuw een groot succes wordt, blijft het in zeggingskracht toch achter bij het vorige album. Bovendien blijkt steeds vaker dat het plezier en de gemeenschapszin binnen de band onder druk staan. De volgende albums komen dan ook tot stand in een gespannen, ruzieachtige sfeer. De inhoudelijke ideeën komen stelselmatig bij Roger Waters vandaan en de andere bandleden komen steeds onverschilliger te staan tegenover het voortbestaan van de band. Het succes lijkt nog de enige samenbindende factor.

In 1979 raken de bandleden diep in de schulden door een beleggingsavontuur met een financieel adviseur. Ze worden door de Britse justitie vervolgd vanwege belastingschulden en nemen de wijk naar Zuid-Frankrijk. Hun poging om nieuwe inkomsten te genereren is de belangrijkste drijfveer om nog een nieuw album te maken, het laatste echt succesvolle album dat de band nog in deze samenstelling zal maken: The Wall (1979). Dit album verschijnt precies op het moment waarop de aanduiding van ‘het ik-tijdperk’ (Wolfe 1976; Jansen van Galen, 1980) in zwang raakt.

The Wall

Het album in kwestie is het elfde, een dubbelalbum met als titel The Wall. Ook dit album is een conceptalbum, een soort Rockopera. Aanleiding van het concept is een vervelende ervaring van Roger Waters tijdens een concertreeks van de band rond het album Animals (1977), geïnspireerd op het boek Animal farm van George Orwell. Op 6 juli 1977 vond het laatste concert van deze tour plaats in het Olympische stadion van Montréal in Québec, Canada. Het stadion was wellicht te groot en te vol om de geavanceerde geluidstechniek van de band tot zijn recht te laten komen. In ieder geval raakte Waters geërgerd door de rumoerigheid en de desinteresse van het publiek,  zozeer zelfs, dat hij iemand uit het publiek recht in zijn gezicht spuwde. Waters wijt het incident aan zijn irritaties over de afstandelijkheid en vervreemding tussen band en publiek bij onpersoonlijke en megalomane stadionconcerten.

Het album The Wall gaat over de gefingeerde hoofdfiguur Pink die de biografische trekken van Roger Waters vertoont. Net als Waters heeft hij sinds zijn jonge jeugd een vaderfiguur gemist omdat zijn vader in de Tweede Wereldoorlog is omgekomen. Om zich af te kunnen sluiten voor de dynamische wereld van het succes, bouwt Pink een muur om zichzelf, waardoor hij meer en meer wordt opgesloten in zijn eigen absurde wereld en ook een beeld van zichzelf vormt als een succesvol fascistische leider. Een soort afrekening dus met de lege en nihilistische cultuur van roem, succes, rijkdom en grootschalige concerten.

The final cut

Het maken van het album gebeurt in een ruzieachtige context. De bandleden ontlopen elkaar voortdurend, worden het bijna nergens over eens en nemen vaak hun eigen instrumentale of zangpartijen apart van elkaar op. Mede dankzij het ingrijpen van de producer wordt het album desondanks een groot succes en gaat de band nog eenmaal op tournee met een enorm grootschalige show, die – geheel in strijd met de ongelukkige ervaring die de aanleiding voor het album was – eigenlijk alleen maar in zeer grote zalen en stadions kon worden uitgevoerd. Van onderlinge vriendschap en enthousiasme is geen sprake meer. De band loopt op zijn laatste benen. Enkele jaren later wordt er nog één album uitgeperst, The final cut (1983), maar dat is eigenlijk meer een soloalbum van Roger Waters waarop de overige bandleden min of meer als ingehuurde musici fungeren. Dan zijn inmiddels de ‘No-nonsense’-jaren aangebroken. Het links-kritische denken wordt in het defensief gedrongen door een sterk opkomende neoliberale ideologie (Thatcher en Reagan): de nieuwe zakelijkheid.

Snel daarna wordt de band opgeheven. Na een juridische strijd speelt David Gilmour het klaar om samen met Nick Mason en Rick Wright de merknaam te mogen blijven voeren. Hij brengt nog twee albums uit die echter geen van beide het niveau van de oorspronkelijke Pink Floyd halen. Daarnaast gaan deze drie bandleden eind jaren tachtig  en begin jaren negentig nog op twee grootschalige wereldwijde concertreizen, waarbij vooral grote stadions worden aangedaan en waarin voornamelijk oud materiaal wordt uitgevoerd.

Roger Waters gaat uiteindelijk na vele rechtszaken akkoord met het voortbestaan van de band onder leiding van David Gilmour, maar doet niet meer mee. Hij blijft de band vooral als zijn eigen geesteskind beschouwen. Acht maanden na de val van de muur in Berlijn voert hij The Wall uit in een spectaculaire show bij het Rijksdagsgebouw in Berlijn. Talloze beroemde artiesten zijn daarbij betrokken en het aantal toeschouwers wordt geschat op ruim 350.000. Sinds de millennium-wisseling is Roger Waters juist degene die met het historische materiaal de wereld rondtrekt. Dit voorjaar zal hij – nu 76 jaar oud  ̶  opnieuw in Nederland langskomen met zijn alweer vierde wereldwijde concertreis. De show bevat onder andere een onderdeel waarin het bewind van Trump op cynische wijze op de korrel wordt genomen. Momenteel is Pink Floyd vooral nog een merknaam die alleen al op basis van de royalties dagelijks grote geldbedragen in het laadje brengt bij de oud-leden van de band. Twee daarvan zijn overigens inmiddels overleden:  Syd Barrett op 7 juli 2006 in volstrekte anonimiteit en Rick Wright op 15 september 2008 aan de gevolgen van kanker.

Van een band met een links kritische inslag en een flinke dosis idealen voor maatschappijhervorming is Pink Floyd een kapitalistische merknaam geworden. De laatste concerttours van Roger Waters behoren tot de meest winstgevende die ooit hebben plaatsgevonden. Tegelijk kun je de inhoud van de muziek van Pink Floyd eigenlijk zien als een soort kritische reflectie over deze geschiedenis van teleurstelling en opkomend cynisme over de idealen van de jaren zestig: bijtend satirische teksten over de toestand in de wereld, de vervreemding van de massasamenleving, het consumentisme en de machtswellust van de elite, bijna uitsluitend van de hand van Waters. Maar van zelfreflectie is nauwelijks sprake. Pink Floyd als een band die ontdekt heeft dat je aan het kritiek oefenen op de machtselite geld kunt verdienen. Zoveel dat de band inmiddels zelf tot die elite is gaan behoren. En daarmee in zekere zin een icoon is geworden van een generatie die met haar omwenteling vooral de gevestigde orde steviger in het zadel heeft geholpen.

 

Literatuur

Blake, M. (2008). Comfortably Numb. The inside story of Pink Floyd. Cambridge (MA): Da Capo Press.

Fielder, H. (2014). Behind the Wall. Pink Floyd – De complete geïllustreerde geschiedenis. Kerkdriel: Librero (vertaald uit het Engels).

Jansen van Galen, J. (1980). Het Ik-tijdperk. Amsterdam: Haagse Post.

Marcuse, H. (1965). Repressive tolerance. Marcuse, H., Moore, B. jr., Wolff, R.P.. A critrique of pure tolerance. Bosteon.

Povey, G. (20082). Echoes. The complete history of Pink Floyd. 3C Publishing.

Wolfe, T. (1976). The ‘Me’ Decade and the Third Great Awakening. In: Wolfe. T. (1976) Mauve Gloves & Madmen, Clutter & Vine.