Henk de Vries: Dooyeweerd gaf me een bril om de wereld om je heen te bekijken vanuit gelovig uitgangspunt

Wat is de relevantie van de reformatorisch-wijsgerige traditie voor nu? In welke zin is de reformatorische wijsbegeerte belangrijk geweest voor mensen persoonlijk? Wat hebben we te vertellen aan een nieuwe generatie? Hoe geven we de reformatorisch wijsgerige traditie door? Om hier een antwoord op te kunnen geven, moet je de filosoof als mens leren kennen. Daarom heet deze artikelenreeks Mijn filosofie. Ditmaal zijn we in gesprek met dr.ir. Henk de Vries.

Verschillende mensen geven aan dat de reformatorische wijsbegeerte ‘bevrijdend’ heeft gewerkt. Was dat bij u ook het geval?

‘Nee, niet bevrijdend. Voor mij was de reformatorische wijsbegeerte vooral verhelderend. Over maatschappelijke vraagstukken en de relatie tussen geloof en wetenschap had ik al veel geleerd bij studentenvereniging CSR in Delft. Daarnaast had ik een studiekring van het ICS gevolgd die ook over die thema’s ging.’ ‘Ik heb trouwens wel twee complete collegecycli gevolgd bij professor Schuurman en ben ook bij hem afgestudeerd. Dat was mijn eerste echte kennismaking met de reformatorische wijsbegeerte.’ ‘Ik vond de reformatorische wijsbegeerte niet alleen verhelderend, maar ook aansprekend. Natuurlijk  vanwege de christelijke bron van deze filosofie, maar juist ook vanwege de inhoud.’ ‘Die inhoud was niet altijd makkelijk. De filosofie van Dooyeweerd klinkt in elk geval erg plausibel. Ik zie geen reden om eraan te twijfelen. Niet dat ik zeg: dit is de laatste waarheid. Het staat natuurlijk altijd open voor discussie. Gelukkig heeft Van Woudenberg het met zijn boek Gelovend denken (1992) toegankelijk en bruikbaar gemaakt. In dat boek zie je ook de verschillende discussies terug.’

‘Dooyeweerd gaf me een bril om de wereld om je heen te bekijken vanuit gelovig uitgangspunt. Dat was zeer verhelderend. Maar wat ik met name sterk vind, is dat Dooyeweerd aangaf dat in elk denken, elke filosofie, een archimedisch punt is. En daar valt veelal de scheiding tussen gelovige en niet-gelovige. Dooyeweerd heeft me geleerd om filosofieën te ontmaskeren. Er is namelijk altijd een vertrekpunt. En dat vertrekpunt is, of impliceert, een levensbeschouwelijke keuze. En in dit geval is dat het christelijk geloof’.

Deze filosofie is dus niet ‘los’ verkrijgbaar?

‘Dat klopt. Maar er zijn grote delen van de filosofie van Dooyeweerd die goed te volgen en bruikbaar zijn voor niet-christenen. De werkelijkheid doet zich aan ons voor en het zou raar zijn als de duiding van die werkelijkheid in een filosofie volslagen vreemd zou zijn aan de dagelijkse ervaring. Daarin zullen christenen en niet-christenen het met elkaar eens zijn. De vraag is in hoeverre de Schrift een rol speelt in het gedachtegoed; daarover bestaat natuurlijk wel een fundamenteel verschil tussen christen en niet-christen. Daardoor sta je ook anders in het maatschappelijk debat. Je wordt met verschillende vertrekpunten geconfronteerd. Daarbij kost het wel tijd en moeite om je vertrekpunt te expliciteren. Ik vind het best moeilijk als ik in een bedrijfskundig-wetenschappelijk artikel in het kort mijn vertrekpunt en bijvoorbeeld de verschillende aspecten, zoals Dooyeweerd ze ziet, begrijpelijk moet uitwerken. Daar heb je heel wat regels voor nodig.’

Is de reformatorische wijsbegeerte voor u bruikbaar in uw vak als bedrijfskundige?

‘Ik houd me inderdaad bezig met bedrijfskunde en dan met name met standaardisatie, normalisatie en kwaliteitszorg. De reformatorische wijsbegeerte geeft mij een kader waarin ik mijn vak goed kan uitoefenen. Het geeft me een volle en brede kijk op de werkelijkheid, waardoor ik op een systematische manier in mijn vakwetenschap bezig kan zijn. Veel filosofische inzichten vertaal ik naar mijn vakgebied. Zo heb ik laatst twee artikelen geschreven over onderzoek naar en onderwijs in normalisatie. Op basis van de verschillende wetskringen van Dooyeweerd kom ik tot de stelling dat normalisatie een economisch gekwalificeerde activiteit is, die vanuit een spectrum van fundamentele en toegepaste wetenschappen kan worden bestudeerd, waarbij de bedrijfskunde die invalshoeken zou moeten combineren.’ ‘Daarnaast heb ik een boekje geschreven, getiteld Kwaliteitszorg zonder onbehagen,[i] waarin ik inzichten van Dooyeweerd aandraag die het onbehagen met kwaliteitszorg, zoals die vaak wordt toegepast binnen bedrijven, kan oplossen. Dit is positief geland. De Kwaliteitskring Twente heeft een jaar lang verschillende themabijeenkomsten georganiseerd voor vakmensen op het gebied van kwaliteitszorg, christenen en niet-christenen door elkaar heen. Het boekje heeft hun een wijdere kijk op kwaliteitszorg gegeven. Een deelnemer vertelde dat dit boekje voor hem de link tussen geloof en zijn dagelijks werk als kwaliteitsmanager had gelegd.’

‘In mijn werk bij NEN – Nederlands Normalisatie-instituut en in het onderwijs aan de Erasmus Universiteit gebruik ik Dooyeweerd slechts impliciet. Het gedachtegoed is op de achtergrond aanwezig.’

Beschouwt u zichzelf als een filosoof of als een bedrijfskundige?

‘Ik ben opgeleid als geodetisch ingenieur, heb ondertussen 18 jaar praktijkervaring met normalisatie en werk sinds 1994 ook aan een bedrijfskundefaculteit. Om het fenomeen bedrijfskunde te leren begrijpen ben ik gaan meedoen aan de studiekring ‘Beleid, Organisatie en Management’ van het Centrum voor Reformatorische Wijsbegeerte. Ik ben dus geen filosoof, maar een vakwetenschapper die veel heeft aan de filosofie. Het is bovendien een wisselwerking. De filosofie heeft veel te bieden aan de vakwetenschapper. Maar aan de andere kant: al toepassend heb je misschien soms ook iets filosofisch bij te dragen.’

Loopt de christelijke filosofie achter op de vakwetenschappen?

‘Dat is een kip-ei kwestie. Er moeten goede filosofen zijn die het filosofische debat aankunnen en daarin iets te melden hebben. Dat is één. Maar vanuit de gepredikte filosofie moet ook een toepassing gemaakt worden naar de vakwetenschappen. Dat is twee. En vanuit de vakwetenschappen moet een slag naar de praktijk worden gemaakt. Dat is drie. Het is dus eigenlijk een drieslag. Het is alledrie nodig en het beïnvloedt elkaar wederzijds. Het is het mooist als we dat als vereniging programmatisch op kunnen pakken, maar het is de vraag of dat praktisch haalbaar is.’

’De geschiedenis van onze vereniging is in ieder geval gestart met echte filosofen. Dooyeweerd had weliswaar een vakwetenschappelijke juridische achtergrond die je ook terugvindt in zijn filosofie, maar hij was een echt filosoof. Dat geldt nu ook. We moeten als vereniging primair filosofen hebben die het werk van onze grondleggers kunnen snappen, actualiseren en verder ontwikkelen. En pas daarna heb je toepassers nodig.’

Zijn die er binnen onze vereniging genoeg: pure filosofen die echt meedoen in het filosofische en maatschappelijke debat?

‘Ik heb daar niet zo’n zicht op. Maar mijn indruk is dat het er te weinig zijn.’

Welke boeken zijn voor u ‘klassiekers’?

‘Ik vind het boek Natuur en wonder van J.H. Diemer (1963) een klassieker. De thema’s zijn de schepping en de natuur en de plaats van wonderen daarin. Hij stelt dat wonder en natuurwet geen tegenpolen zijn. God is betrokken op Zijn schepping en wil die vernieuwen, herstellen. Wonderen zijn in zijn visie ook gebeurtenissen waarvan de mogelijkheden al in de geschapen werkelijkheid liggen. De natuurlijke orde zelf is ook een wonder. En een wonder is in zekere zin ook iets natuurlijks. Het boek heeft mij geholpen een meer charismatische geloofsbeleving te combineren met de toch wat meer rationele reformatorische wijsbegeerte’.

‘Maar ook het recent verschenen boek The nations called van Pieter Bos[ii] vind ik nu al een klassieker.  Pieter Bos is een stedenbouwkundige die goed thuis is in de reformatorische wijsbegeerte en dat is te merken in zijn boek. In zijn boek gaat hij in op geestelijke strijd, niet alleen op individueel niveau, maar ook op plaatselijk, landelijk en volkerenniveau. God wil een verbond, niet alleen met individuen, maar ook met volken. De geestelijke dimensie in deze werkelijkheid komt bij Pieter Bos veel duidelijker naar voren dan in de reformatorische wijsbegeerte. Het is trouwens in de eerste plaats een theologisch boek, maar met verstrekkende praktische en ook filosofische implicaties. Aan de hand van dit boek kun je de christelijk-wijsgerige visie op de overheid en op andere maatschappelijke verbanden verdiepen.’

Wat is relevant om verder te doordenken als vereniging?

‘Ik denk dat het goed is om eens te kijken naar ontwikkelingen in het christelijk geloof. Terwijl het klassiek-gereformeerde segment waar de reformatorische wijsbegeerte uit voortkomt afkalft, is de opkomst van de charismatische stroming te zien, binnen en buiten de traditionele kerken. Daarnaast zie je dat, wereldwijd gezien, het zwaartepunt van de kerk naar het zuidelijk halfrond is verschoven. Wat betekent dat? Hoe valt de christelijk-filosofische beweging hierdoor te verbreden en te verdiepen?’

‘Daarnaast zijn onderwerpen als de multiculturele samenleving en de normen en waarden daarbinnen van groot belang. Het lijkt me erg interessant om te kijken naar islamitische filosofie. Het grondmotief daarvan zal verschillen van dat van de christelijke filosofie, maar waarschijnlijk is er meer overlap dan er is met het humanisme.’

‘Maar ook nieuwe technieken zijn belangrijk om te doordenken. Ik denk aan biotechnologie, et cetera.’ Het is belangrijk om stil te staan bij de vraag hóe je deze onderwerpen aan kunt pakken met onze vereniging en stichting. Onze hoogleraren hebben wat dat betreft te weinig tijd voor onderzoek. Maar het is wel een onderwerp dat in de eerste plaats bij onze hoogleraren ligt: hoe bewaken, vertalen, en verbreiden we onze manier van denken. Ik denk dat het voor de vereniging het belangrijkste is om mensen met kennis van zaken met elkaar in contact te brengen.’

Welke kant moet het verder op met de vereniging?

‘Enige tijd geleden was ik op een internationale Normalisatieconferentie waar ik zelf ook een verhaal moest houden. Ik ontmoette daar twee mensen, die sterk geïnspireerd waren door de reformatorische wijsbegeerte en dat ook toepasten in hun vakgebied: een Amerikaan die bezig was met de Balanced Scorecard (een manier van managen waarbij niet alleen doelen gesteld worden op het gebied van financiën, maar ook t.a.v. klanten, medewerkers en de manier van werken in een bedrijf, red.) en een Zuid-Afrikaan die zich had gespecialiseerd in het onderwerp Innovatie. Ik denk dus dat de vereniging veel kan hebben aan een brede internationale blik. Er wordt zoveel ontwikkeld buiten ons gezichtsveld, waar we wel veel aan hebben. Met de bijdrage van buitenlandse wetenschappers die de reformatorische wijsbegeerte gebruiken in hun vakwetenschap zou je een compleet boek in de Verantwoording-reeks kunnen uitgeven over Bedrijfskunde, schat ik in.

‘Ik merk in mijn werk op de universiteit dat de nieuwe generatie studenten nogal oppervlakkig is. Het gros is geen kritisch denker. Dit geldt met name voor de mannelijke studenten. Het wordt je als docent niet gemakkelijk gemaakt om dit kritisch denken te stimuleren, want voor onderwijs wordt niet al te veel tijd uitgetrokken – je moet als docent ook nog tijd vinden om te publiceren. Genoeg tijd besteden aan de benodigde persoonlijke aandacht en het stimuleren van studenten is altijd overwerk. Daarnaast telt de waardering van studenten voor je colleges zwaar in de beoordeling van de docent. Dus, je maakt er een show van. Ik vind dat een degradatie van de universiteit. Het zou mooi zijn als onze vereniging wegen kon vinden om jongeren te stimuleren kritisch na te denken. Een idee hiervoor zou kunnen zijn een scriptieprijs voor de beste scriptie op het gebied van reformatorische wijsbegeerte, al of niet in relatie tot een van de vakwetenschappen.’

 

[i] Vries, Henk de (1999) Kwaliteitszorg zonder onbehagen. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam / KDI, Rotterdam.

[ii] Bos, Pieter (2002) The Nations Called – A Theology of the Nations and their Redemption. Sovereign World Ltd, Verenigd Koninkrijk (zie www.servingthenations.org).

 

Dit interview is gehouden door Pieter de Boer & Jeroen Geelhoed