Berlage en de woonwijk van de toekomst

Vanwege het uitzonderlijke belang van zijn werk heeft de stedenbouwkundige Siegfried Nassuth (geb. 1922) in 1998 een Oeuvreprijs gekregen van het Fonds voor de Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst. Hiermee wordt de ontwerper van de Amsterdamse Bijlmer gerehabiliteerd. De commissie noemde zijn ontwerp: ‘hèt model van de functionele stad en een oplossing voor het probleem van stedelijke concentratie dat na de Tweede Wereldoorlog in Nederland speelde’. Op het ontwerp van Nassuth is in de loop der tijd veel (vaak onterechte) kritiek geuit. Daarentegen heeft stedenbouwkundige Berlage veel meer lof geoogst voor zijn werken. In onderstaande bijdrage wordt stilgestaan de betekenis van Berlage voor de stedenbouwkunde, met name voor de woningbouw. Na een introductie over zijn studie en carrière ga ik kort in op enkele van zijn belangrijkste bouwwerken, waarna ik aan de hand van de meest omvangrijke opdracht die hij heeft gekregen, het zogenoemde ‘plan Zuid’ zijn betekenis duidelijk wil maken voor de woonwijk van de toekomst.

 

H.P. Berlage, een bevlogen bouwmeester

Hendrik Petrus Berlage (1856–1934) werd in Amsterdam geboren. Hij startte zijn carrière op het Polytechnikum in Zurich, waar hij architectuur studeerde. Terug in Amsterdam begon hij te werken als bouwkundig opzichter. In 1881 ging hij  bij Theo Sanders werken, een wat onbekend maar progressief architectenbureau in die tijd. Berlage werd al snel compagnon in dit bureau. Een bekend project was de prijsvraag voor een nieuwe Beurs in Amsterdam, waaraan het bureau van Berlage en Sanders deelnamen. In het stedenbouwkundig plan werd voorgesteld het Damrak zo te bebouwen dat er een boulevard in de richting van het nieuwe Centraal Station ontstond.

Berlages bureau bereikte de vierde plaats, zodat ze door mochten naar een tweede ronde. Uiteindelijk won een Fransman de eerste prijs, maar in die tijd was dat maatschappelijk niet acceptabel; het project werd stopgezet tot 1888.

In 1889 begon Berlage zijn ‘eigen’ architectenbureau, waarin hij ideeën ontwikkelde voor een nieuwe architectuur. Hierin stapte Berlage af van de ‘stijlarchitectuur’, die veel werd toegepast in zijn tijd. Deze stijlarchitectuur bevatte kenmerken van klassieke en preklassieke theorieën.

De belangrijkste verandering in stijl zoals die door Berlage aan de dag werd gelegd, was de kracht en eenvoud van de integratie van raampartijen in de gevel.

Berlage is, naast een architect met oog voor detail, ook een theoreticus. Door zijn opleiding in Zürich heeft Berlage geleerd dat de juiste rol van architect die van een sociaal bewogen intellectueel leider is. Berlage was geknipt voor de rol van leraar, schrijver en redenaar. In het door Berlage in 1893 opgerichte tijdschrift Architectura nam hij een lezing op met de titel ‘Bouwkunst in Impressionisme’. Hierin gaf Berlage zijn reactie op de Impressionisten van die tijd. Een kenmerkende uitspraak van Berlage in deze lezing is: ‘De gevel van een gebouw is een vlak van kleur in de lucht uitgesneden’. Vanwege de slechte economische vooruitzichten in die tijd vestigde Berlage zijn aandacht ook op de bouwkosten. Het credo was: goedkoop, maar niet door de architectuur volledig uit te kleden. Hij spoorde architecten aan mooie gebouwen te maken die niet te duur waren. Een gebouw moet zowel mooi als functioneel zijn, woorden van Vitruvius’ tripode, die voor Berlage grote betekenis hadden.

Wat maakte de werken van Berlage zo bijzonder?

Berlage maakte in zijn ontwerpen een duidelijke ontwikkeling door. Zijn eerste ontwerpen verwezen nog naar de invloed van de zogenaamde neostijlen, zoals die te zien zijn in het Centraal Station en het Rijksmuseum van Amsterdam (Cuypers), maar geleidelijk ontwikkelde Berlage een ‘eigen’ stijl, waaraan iedereen kan zien dat een bepaald gebouw van zijn hand is.

Een bijzonder bouwwerk van Berlage was de Beurs van Amsterdam. Hierin wist hij de in het zicht komende stalen spanten en de onbewerkte bakstenen goed op elkaar af te stemmen. Daarbij gebruikte hij fijn natuursteen als verbindend element. Ook de wijze waarop hij de hoofdopzet transformeerde door een spel van ‘verdikte’ wanden en ruimten die in elkaar overgingen was karakteristiek.

Andere bekende gebouwen van Berlage zijn het kantoorgebouw Verzekeringsmaatschappij De Nederlanden (1845), het gebouw Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond (Amsterdam, 1898-1901), de koopmansbeurs aan het Damrak (1898-1903), het Jachtslot St. Hubertus (Hoge Veluwe) en vele andere gebouwen. Berlage is vooral beroemd geworden door zijn rol als architect/stedenbouwkundige bij de totstandkoming van het uitbreidingsplan Amsterdam-Zuid (1915-1917).

Berlage maakte een snelle ontwikkeling door wat betreft de kwaliteit en de stijl van zijn bouwwerken, omdat hij iedere keer op zoek was naar vernieuwing en verbetering. Zo begon Berlage rond de eeuwwisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw strategieën te ontwikkelen om tot een esthetisch verantwoorde verdichting van vormen te komen. Hiermee bereidde hij zich voor op een taak die hem de rest van zijn leven zou bezighouden, namelijk het ontwerpen van plan ‘Amsterdam-Zuid’.

In dit plan liet Berlage duidelijk zien hoe hij met verschillende schaalniveaus om kon gaan. Zowel de inrichting van straten en de pleinen en de relatie tussen deze ruimten, als de bebouwing aan deze ruimten met accenten op belangrijke kruispunten getuigden hiervan. Binnen het plan werden de functies van wonen en werken met elkaar vermengd. Doordat het plan van Berlage volledig werd uitgevoerd kwamen de openbare ruimten volledig tot hun recht. Dit in schrille tegenstelling met de Verenigde Staten, waar, nadat een stedenbouwkundig plan is afgerond, het plan volledig wordt overgelaten aan de initiatieven van projectontwikkelaars.

Vermeldenswaardig is de naadloze overgang tussen de nieuwe stadswijk Zuid en de bestaande stad Amsterdam. Achter de opzet van Berlages plan Zuid schuilt de kracht van de compositie van de stad. Het plan bevat een aantal barokke axiaal opgebouwde vista’s, waartussen de velden werden opgevuld met een fijnmazige celstructuur, die in functioneel opzicht sterk overeenkomen met een rasterplan. Een ander voorbeeld van een stadsindeling waar men ook een rasterplan heeft gebruikt is de Spaanse stad Barcelona. Berlage ontwierp sterk geometrisch geheel en voegde er een aantal stadspleinen aan toe. In feite maakte hij een reeks tuinstadachtige buitenwijken, maar deze werden met elkaar verweven, in plaats van op hiërarchische wijze gerangschikt. Ook werden deze wijken verdicht tot het niveau van de oude stad. Elk van de buurten heeft een of meerdere kleine open plekken als kern. De ontsluiting heeft plaats door middel van een boulevard aan de rand, die behalve als verkeersader ook als winkelstraat functioneert. Hierin toonde Berlage dat ‘een gebouw een kleine stad en een stad een groot gebouw behoort te zijn’, zoals architect Aldo van Eyck zo’n vijftig jaren later verwoordde.

Een lering uit het verleden voor de toekomst

Van bouwmeester Berlage kan veel geleerd worden. Dan gaat het er niet over of zijn gebouwen mooi of lelijk zijn, maar we kunnen leren van de manier van werken die Berlage introduceerde. Berlage probeerde zo veel mogelijk een balans te vinden tussen de context, de plek waar een gebouw of wijk moet komen, het programma, de functie van het gebouw en de vormgeving hiervan, alsmede het aantal vierkante meters. Van de Beurs kan geleerd worden dat door oude en nieuwe materialen tot een geheel te verwerken een dramatisch effect verkregen kan worden.

Voor Berlage daadwerkelijk aan plan Zuid begon, zocht hij al naar een manier om tot een esthetisch verantwoorde verdichting van vormen te komen. Kortom: vanuit een wetenschappelijke, analytische basis begon hij aan een project dat in die tijd zijn weerga niet kende qua complexiteit en schaalniveau.

De compositie, de opzet van het plan en de aansluiting van het plan op de bestaande stad zijn van goede kwaliteit gebleken. Daarnaast speelt de identiteit van de woonbuurten binnen het plan een rol, doordat iedere buurt zijn eigen bijzondere ruimte, veelal stadsplein, heeft. De breedte van de straten en de hoogte van de bomen zijn zorgvuldig afgestemd op de hoogte van de gebouwen, waardoor buitenruimten nooit beklemmend nauw of onbehaaglijk breed worden. Iedereen kon zijn eigen straat en woning herkennen doordat de wijk niet monotoon was, maar juist afwisselend met een accent op de hoeken van straten, die elk verschillend waren. Ook het gevoel voor de menselijke schaal was opvallend, terwijl er toch in vijf bouwlagen gebouwd is. Dit laatste werd gerealiseerd doordat de begane grondwoning van de verdiepingen daarboven werd gescheiden door de hoge mate aan detaillering, waaraan iedereen ‘zijn’ bouwblok herkende. Ditzelfde geldt overigens ook voor de kruispunten van wegen en de stadspleinen, die elk een bouwwerk op zich vormden.

Het ging Berlage erom de beste standaardoplossingen voor woningen te vinden. Door een krachtig concept voor een wijk van deze omvang kon toch vrijheid aan de individuele invulling van de woonblokken geboden worden, zonder dat dit de kwaliteit van het totaal heeft aangetast.

Conclusie

Is plan Zuid te Amsterdam een modelwijk voor de toekomst? Als we de problemen die worden veroorzaakt door de enorm toegenomen mobiliteit en het parkeren buiten beschouwing laten, ben ik van mening dat alle benodigde ingrediënten in deze wijk aanwezig zijn voor toekomstig te ontwikkelen wijken. Hierin speelt het spel van de schaalniveaus, de variatie en keuzemogelijkheden van het wonen in de stad, de flexibiliteit van de openbare ruimte en de bebouwing een grote rol.

De wijk van de toekomst kunnen we niet voorspellen. Wel kunnen we leren van het verleden, wat Berlage zelf ook deed. Dit hoeft niet te betekenen dat we een tweede ‘plan Zuid’ gaan bouwen. Wel geeft het verleden ons mee dat het proces van voorstudie en analyse, het goed formuleren van eenduidige richtlijnen op verschillende schaalniveaus en het besef voor wie je bouwt een goed resultaat levert. Zodoende is een gebouw, een wijk of een stad tijdloos, maar niet kleurloos.

 

Ing. G. Breugem studeerde Planologie aan de  HTS, afstudeerrichting stedenbouw is momenteel werkzaam als stedenbouwkundige bij Bureau VVK Architectuur en Stedenbouw BV te Amsterdam.

Literatuur:

  • ‘Een eeuw Nederlandse architectuur 1880/1990’ van Joseph Buch, Uitgever Nai, 1990.
  • Ontwerper Bijlmer krijgt nu alle lof., Cobouw, december 1998