‘Als de olifanten vechten …’ is een veelzijdige bundel over ontwikkelingssamenwerking. Het boek biedt bouwstenen voor verdere bezinning, juist ten aanzien van de verantwoordelijkheden en mogelijkheden van kerkelijke en protestants-christelijke organisaties. Schrijnende armoede naast en te midden van overvloedige welvaart staat immers in schril contrast tot de belofte van het komende Koninkrijk van God. Hoe kunnen we in deze situatie en vanuit de eigen tradities bijdragen aan de bestrijding van armoede? De bundel is een goede poging om vanuit orthodox-protestantse hoek deze indringende vragen aan de orde te stellen.
Het boek mengt zich in twee discussies: het debat over ontwikkelingssamenwerking en dat over de eigen bijdragen vanuit de kerken en christelijke organisaties. We weten na 50 jaar ontwikkelingssamenwerking dat ‘goede bedoelingen’ alleen niet voldoende zijn, maar we ervaren ook dat een te eenzijdige oriëntatie op meetbare resultaten mensen in nood soms uitsluit. Hoe verhoudt zich de huidige resultaatgerichtheid van donoren met de samenwerking tussen donoren en ontvangers? Kerkelijke en christelijke organisatie onderscheiden zich door een eigen visie op ontwikkeling en door eigen inspiratiebronnen. Maar hoe verhoudt zich deze christelijke identiteit met de professionele eisen van ontwikkelingswerk? De bijdragen uit de bundel bewegen zich om deze fundamentele vragen. Dr. G.J. Buijs geeft in een overzichtelijke inleiding de richting aan. Te samen met prof. dr. H.J. Jochemsen komt hij tenslotte tot een aantal voorlopige conclusies in het laatste hoofdstuk. Maar tussen de inleiding en uitleiding bevinden zich zestien hoofdstukken van bijna twintig auteurs, waaronder ontwikkelingskundigen zoals dr. Philips Quarles van Ufford en dr. Fons van der Velden, de econoom en maatschappijcriticus dr. Bob Goudzwaard, de ethicus prof. dr. W.H. Velema en veel mensen uit de praktijk.
De titel verwijst naar het spreekwoord ‘als de olifanten vechten … wordt het gras vertrapt’. De olifanten staan voor machten die zich met elkaar meten op het veld waar zich de ontwikkelingssamenwerking afspeelt. Buijs spreekt over politieke, economische, culturele en ook over natuurlijke (natuurgeweld, epidemieën) machten. Armoede is te beschouwen als kwetsbaarheid voor deze machten. Binnen de beeldspraak staat het vertrapte gras voor de bestaansvoorwaarden van en voor mensen, met name de armsten onder hen. Ontwikkelingssamenwerking beoogt ‘het temmen van de olifanten én het in stand houden van het gras’.
Het bijzondere van deze beeldspraak is dat ze impliceert dat de klassieke ontwikkelingshulp niet toereikend is. Ook de ‘profetische’ kritiek op de machten kan deel uitmaken van het werk van kerkelijke en christelijke ontwikkelingsorganisaties. Buijs en Jochemsen trekken deze conclusie in hun laatste hoofdstuk. De oecumenische beweging heeft deze dubbelstrategie al eerder gekozen, mede op aandringen van mensen in kwetsbare posities. Zij heeft ook ervaren dat de bedoelde machten zich niet eenvoudig in dienst van gerechtigheid stellen.
Buijs en Jochemsen zoeken terecht naar mogelijkheden om ontwikkelingssamenwerking te brengen in de sfeer van partnerschap en wederkerigheid. Het gaat om ontmoeting en inspiratie en om een gezamenlijke strijd tegen armoede. In dit verband is een nadere doordenking van de bijdragen van de verschillende godsdiensten en levensbeschouwingen aan ‘ontwikkeling’ niet onbelangrijk. Rest mij nog één kanttekening. De bundel besteedt nauwelijks aandacht aan de spanning tussen de behoeftes en aspiraties van de huidige generatie enerzijds en de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeftes te voorzien. Juist in deze belangwekkende bundel, had het vraagstuk van de duurzaamheid ook een plaats dienen te krijgen.
N.a.v. Als de olifanten vechten … Denken over ontwikkelingssamenwerking vanuit christelijk perspectief. Dr. Govert J. Buijs (red.), Christelijk Wijsgerige Reeks Verantwoording nr. 17, Buijten & Schipperheijn. Amsterdam 2001. Recensie door Ir. D.L. Renkema is werkzaam bij de stichting Oikos (Oecumenisch Instituut Kerk en Ontwikkelingssamenwerking) te Utrecht.