Roel Kuiper: door ‘Ongeloof en revolutie’ ben ik onze cultuur gaan doorzien

Wat is de relevantie van de reformatorisch wijsgerige traditie voor nu? In welke zin is de reformatorische wijsbegeerte belangrijk geweest voor mensen persoonlijk? Dat zijn vragen die aan de orde komen in de interviewserie Mijn filosofie.  Dick Brüggemann en Jeroen Geelhoed spraken in dit kader als eerste met prof.dr. Roel Kuiper.

Verschillende mensen geven aan dat de reformatorische denktraditie een bevrijding voor hen is geweest. Hoe is dat bij u?

‘De reformatorische wijsbegeerte is voor mij in de eerste plaats existentieel van betekenis geweest. Pas later heeft ze meer theoretische betekenis voor me gekregen. Wat me met name aansprak was de ‘toon’, de ‘sfeer’. Als je bijvoorbeeld kijkt naar het idealisme van Hegel, dan kom je een toon van trots tegen. In het existentialisme een toon van wanhoop. Kijk je naar het Marxisme, dan merk je vooral een toon van achterdocht. In het postmodernisme kom je voor ironie, spot en nihilisme tegen. Binnen de reformatorische wijsbegeerte kwam ik een toon van betrouwbaarheid, van acceptatie van de wereld. Ik heb die sfeer ook in m’n oratie over anti-utopisch denken willen documenteren. Je kunt er rust bij vinden. De aarde en haar volheid zijn van de Here (psalm 24). Die toon van rust en Godsvertrouwen spreekt mij bijzonder aan.’

‘Je zoekt natuurlijk een houding om te kunnen omgaan met het christelijk geloof en de cultuur waarin je leeft. Ik ben opgegroeid in de jaren ’70 waarin de cultuurkritiek hoogtij vierde. Het christendom was daarin vaak een verdediger van de status quo. Christenen stonden vaak met hun rug tegen de muur. Toch had je wel het gevoel dat sommige kritiek terecht was. Er was een relatie tussen burgerlijke status quo en kerkelijke status quo die terecht aan de orde werd gesteld. Er was ook een ideologische verblindheid aan de andere kant. De reformatorische wijsbegeerte was dan ook bevrijdend voor me in die zin dat ik geloof en cultuurkritiek met elkaar kon verbinden. Het gaf  me de mogelijkheid om kritisch aan te kijken tegen de cultuur. Dat leerde ik vooral ook uit Groens boek ‘Ongeloof en revolutie’, waaruit me duidelijk werd dat cultuur uitdrukking is van geloofsmotieven die vervolgens praktisch doorwerken naar de levenswereld. Groen stelt dat je die geestelijke bewegingen moet kennen, want dat zijn de wortels –de afgoden- die steeds weer opkomen.’

Wat is het eigene van de reformatorische wijsbegeerte?

‘De reformatorische wijsbegeerte heeft eigenlijk twee kanten. Aan de ene kant een bestaansverhelderende en aan de andere kant een vakwetenschappelijke kant. Sommige mensen hebben genoeg aan die bestaansverhelderende, existentiële kant. Ik heb zelf ook primair m’n ankers aan die kant uitgegooid. Dat herken ik ook bij anderen in de vereniging. Ik denk ook dat die existentiële kant nodig is om een gemeenschap, een vereniging, te zijn.’

‘Maar we moeten in de vakfilosofische discussie niet ontbreken. We moeten als filosofen ook gewoon het handwerk doen en daarin góed zijn. In dit vakwetenschappelijke ‘anliegen’ kunnen mensen binnen de  vereniging behoorlijk divergeren. Maar de existentiële kant bindt ons.’ ‘Zo wordt het een filosofie, een project van een gemeenschap. Geen mainstream filosofie, wel nuttig en nodig voor de toerusting van christenen. De mix van existentiële en vakwetenschappelijke elementen is eigen aan de reformatorische denktraditie.’

Welk boek is voor u een klassieker geweest?

‘Ongeloof en revolutie’ van Groen van Prinsterer. Ik haalde het zo even al aan. Daardoor ben ik onze cultuur gaan doorzien.

Waar moeten we als vereniging voor reformatorische wijsbegeerte naar toe?

‘We hebben het beheer over een belangrijke protestantse denktraditie. Die moeten we vooral voortzetten. Wat denk ik belangrijk is, is dat we het existentiële inzicht, dat je je geloof denkend kunt aanvullen, weten door te geven aan volgende generaties. Als motor daarvoor heb je nieuwe projecten en programma’s nodig’.

‘Ik zou wel graag zien dat wij de bijbelse grondwoorden schepping-zondeval-verlossing opnieuw gingen doordenken. Deze grondwoorden – samengenomen in het ‘reformatorische grondmotief’ – zijn m.i. onvoldoende gethematiseerd als grondwoorden van de reformatorische filosofie. Ze zijn ook onvoldoende geproblematiseerd in hun onderlinge verhouding. De  reformatorische filosofie is ontstaan in een bepaald bijbels-theologisch klimaat van de jaren ’30 tot ’50. Met name Kuypers notie van de algemene genade bepaalde het zicht op deze grondwoorden. Vandaag zijn we meer doordrongen geraakt van het kwaad dat zich meester maakt van structuren en ook van onze onmacht. De wereld is kwetsbaarder dan wel is gedacht. Er is ook theologisch heel wat gebeurd. Dat vraagt om het opnieuw thematiseren van deze bijbelse grondwoorden.’.

‘We zouden er goed aan doen een project te starten over bijbelse theologie en filosofie. Voor onze visie op de mens, de kosmos, de wet, het subject-zijn, het kenvermogen etc. is dat van essentieel belang. Dus: woord voor woord opnieuw doordenken. Wat betekent geloof in de schepping voor de filosofie? Wat betekent geloof in de zondeval voor de filosofie? Wat betekent geloof in de verlossing voor de filosofie? Ik denk ook dat het doordenken daarvan goed aansluit op deze tijd. Woorden als chaos, kwaad, verzoening  zijn hoogst actueel. Maar ook de bezinning op toekomstmogelijkheden van beschaving en cultuur.’

‘De boodschap van de reformatorische wijsbegeerte verandert daardoor niet, maar de accenten verschuiven daardoor mogelijk wel. Ik denk dat we op een meer bescheiden manier van filosoferen uitkomen. Tegelijkertijd is er de mogelijkheid opnieuw aansluiting te vinden bij de thema’s van de hedendaagse filosofie die in een postmoderne, maar ook materialistische denkstijl opnieuw probeert de status van de mens te benoemen’

‘Belangrijk vind ik ook het verzamelen van mensen uit kerken en christelijke bewegingen rondom  christelijk filosoferen. Het is misschien niet zo groots als Dooyeweerds die het herstel van de denkgemeenschap binnen de Westerse filosofie probeerde te herstellen Maar nu is er denk ik meer zorg over de denkgemeenschap binnen christelijke kring.’

Spreekt dit jongeren aan?

‘Daar ben ik optimistisch over. Er is behoefte aan oriëntatie en christelijke bezinning die ik onder studenten niet zie afnemen. We hebben zoveel jongeren met wie we een ‘klik’ krijgen. Ik zie het op mijn colleges. Daar waar de christelijke geloofsgemeenschap vitale delen heeft, kun je met elkaar werken. We hebben tussen de reguliere colleges die studenten volgen ook inderdaad iets nieuws, iets anders te vertellen.’

‘Aan de andere kant ben ik minder optimistisch. We tornen op tegen de tijdgeest. In deze tijd laten mensen zich minder binden. Wij zullen ook nooit massa’s bereiken, maar de intellectueel geïnteresseerde christen-jongeren zijn zeer waardevol. Mensen die willen filosoferen bij het licht van de Schrift en die daardoor ook anders tegen hun vak gaan aankijken’.

Is de reformatorische wijsbegeerte ook voor uw vak van waarde?

‘De politiek-sociale bezinning van de reformatorische wijsbegeerte is het meest relevant gebleken in mijn werk. In de samenleving van nu is individualisering de motor van veel ontwikkeling, naast globalisering. Het leidt tot de desintegratie van sociale verbanden. Het is de zogenaamde autonomiemoraal die ontbindend werkt op onze samenleving. Bij vragen over de inrichting van de samenleving, daarvoor is de reformatorische wijsbegeerte zeer relevant. Dooyeweerd stelt dat een differentiërende samenleving ook integratie-krachten moet kennen. De voorwaarden daarvoor worden geleverd door duurzame verbanden. De staat, het gezin en de kerk hebben daarin grote waarde. In deze bovenwillekeurige verbanden leer je wat  solidariteit en verantwoordelijkheid ten diepste inhoudt. Je hoeft individualisering niet af te wijzen als er tegelijkertijd zorg is voor duurzame structuren waarin mensen werkelijk verantwoordelijkheid voor elkaar kunnen dragen. De wijze waarop Dooyeweerd dit probleem analyseerde is nog steeds een eye-opener.’

Dit interview is gehouden door Dick Brüggemann & Jeroen Geelhoed